Sommige dingen blijven buiten bereik voor gelegenheidsfotografen zoals ikzelf. Vliegende libellen op een fatsoenlijke manier fotograferen, bijvoorbeeld. Of eigenlijk: herkenbaar op de foto krijgen. Rustende of kleine territoriale libellen en juffers zijn een relatief dankbaar onderwerp. Althans, met wat geduld, goed kijken naar gedrag en als hun leefgebied dat toelaat. Maar de sterke vliegers waarvan de mannetjes "de hele dag" patrouilleren boven geschikt habitat op zoek naar vrouwtjes (en eten), dat is een ander verhaal.
Van de soorten die ik in Nederland zag, staat ruim een derde dan ook niet op foto. Deels onkunde en ongeduld natuurlijk, want het kan ook anders. Ook met respect voor habitat.
Gewone bronlibel (Cordulegaster boltonii)
Je zou denken dat patrouilleren boven geschikt habitat tot enige voorspelbaarheid leidt. Mijn ervaring is dat juist de grotere soorten daar niet aan doen. Ze vliegen weliswaar ongeveer steeds hetzelfde rondje, maar het binnen dat rondje afgelegde traject zit vol met onnavolgbare haakse hoeken, draaien et cetera. Als hazen op de vlucht... .
Meestal begin ik er dan ook niet aan, vliegende libellen. Vliegende vogels - toch een slagje groter - beheers ik nog onvoldoende om een niveau moeilijker te rechtvaardigen zeg maar. Maar soms ontkom je er niet aan. Soms heb je een bewijsplaatje nodig of wil je dat zelf graag hebben. Bijvoorbeeld als je tijdens veldwerk tegen een Gewone bronlibel (Cordulegaster boltonii) aan blundert op een plek waar die eigenlijk niet te verwachten is en zeker nog niet bekend was. Dan knijp ik in mijn handjes met een plaatje zoals hierboven waar de soort op kenmerken tóch herkenbaar uit te halen is. Ondanks de ellende op de foto.
Boven: Oostelijke witsnuitlibel (Leucorrhinia albifrons), Linksonder: Grote keizerlibel (Anax imperator), Rechtsonder: Zuidelijke glazenmaker (Aeshna affinis)
Het probleem zit in de achtergrond, is mijn conclusie. Als de achtergrond egaal is, lukt het de camera uitstekend om snel "te snappen" waar hij moet zijn. Dat geluk had ik vorig jaar met Oostelijke witsnuitlibel (Leucorrhinia albifrons); een soort waarvan ik graag voor mezelf een bewijsplaatje wilde. Het mannetje vloog onder ons langs, zodoende met het water als achtergrond. Dat levert de broodnodige egale achtergrond. De opnameknop ingedrukt houden totdat de kaart de datastroom niet meer kan verwerken levert dan welgeteld één acceptabele foto op. Niet zoals het hoort, wel zoals het kan.
Lastiger is het, als de achtergrond niet rustig te krijgen is, zoals op de meest dichtbij huis gelegen vliegplek van Noordse glazenmaker (Aeshna subarctica). Juist van Noordse glazenmaker is het handig om een herkenbare foto te hebben. De soort lijkt niet alleen sterk op Venglazenmaker (A. juncea), die op de bewuste plek (nog) niet is vastgesteld maar wel uitgesloten zal moeten worden, maar is ondanks het verschil in formaat ook makkelijk te verwarren met Paardenbijter (A. mixta) en onder slechte omstandigheden ook nog met Blauwe glazenmaker (A. cyanea). Ook van een Bruine glazenmaker (A.grandis) kreeg ik na lang wachten vanwege het "glazenmaker formaat" wel eens een klein stootje adrenaline, al is van verwarring dan geen sprake.
Nu is mijn ervaring dat langdurig, rustig kijken door een goede kijker determinatie echt wel toelaat. Het bredere blikveld van een kijker helpt om de libel in beeld te houden, waardoor op de momenten dat ze tijdens hun patrouille even stil hangen de relevante kenmerken uiteindelijk best te zien zijn. Niet voor niets merkten we destijds die ene Oostelijke witsnuitlibel op tussen de talloze Sierlijke witsnuitlibellen (L. caudalis).
Noordse glazenmaker (Aeshna subarctica). Boven: 2020. Onder: 2022.
Toch is het niet zo dat die momenten van stil hangen ook de goede fotomomenten zijn. Althans, voor mij. ik kan namelijk niet én door mijn kijker kijken én door de zoeker van mijn fototoestel. Bovendien is het blikveld door de zoeker zo smal, dat libellen nauwelijks te volgen zijn. Ofwel: als je met het blote oog ziet dat de libel stil hangt, moet je hem éérst in de zoeker zien te krijgen waarna de camera nog moet gaan "begrijpen" wat het gewenste onderwerp is. Als de libel er dan nog hangt (en meestal is dat niet zo) vindt de camera meestal de drukke, contrastrijke achtergrond en niet de libel. Die valt daar tegen weg voor de camera. Zie daar de uitdaging. Mijn uitdaging, in ieder geval.
Wat eigenlijk nodig is, is dat je een Noordse (of Ven-) glazenmaker rustend op een boomstam of vergelijkbaar treft. Dat geluk had ik nog niet, dus blijven vliegende individuen over. In 2020 kwam ik tot nauwelijks herkenbare foto's van Noordse glazenmaker, waar de mensen die naast mij stonden toch echt meer herkenbare foto's van hadden. Geluk, zeiden ze. Nog steeds geloof ik dat niet helemaal, want iedereen heeft dezelfde uitdaging in het onvoorspelbare gedrag en de altijd onrustige achtergrond.
Maar goed, dit jaar had ik de kans om mijn geluk opnieuw te beproeven. Met het beeld van een haarscherpe vliegende Noordse glazenmaker (je moet het geluk een handje helpen, nietwaar) verscheen ik 's ochtends op locatie, waar een Noordse glazenmaker meteen acte de présence gaf. Dat leidde op zijn zachts gezegd niet tot dé foto met een haarscherpe vliegende Noordse glazenmaker.
In de uren daarna leverde gerichte pogingen geen beter resultaat, dus schakelde ik over op de hit-and-hope techniek, die eerder bij de Oostelijke witsnuitlibel ook werkte. Ofwel: zo goed mogelijk de libel volgen en al doende zoveel mogelijk foto's maken in de hoop dat de libel op één foto toevallig (bijna) door het door de camera op basis van de achtergrond gekozen scherpte-vlak vliegt. Gespeend van enige kennis en kunde, zeg maar, rekenend op een bijna toevallige samenloop van omstandigheden. Hoe deden mensen dat toen er nog rolletjes van 36 opnames in een toestel gingen?
Of het gelukt is om beter te doen dan twee jaar geleden? Oordeel zelf. Ik zal nog wel een keer terug gaan met diezelfde haarscherpe vluchtfoto in mijn hoofd. Met wat geluk zelfs gewapend met wat meer technische bekwaamheid... .
Maak jouw eigen website met JouwWeb