In mei en juni is het moeilijk om aan werken toe te komen, als het ware. Zoveel Christelijke feestdagen. Geen bezwaar hoor, maar wel bijzonder gegeven dat nauwelijks iemand nog weet wáárom die dagen vrij zijn. Maar goed, ook wij maken er handig gebruik van!
Zo ging de kleine man twee nachtjes op vakantie bij opa en oma en reden wij door naar de Eifel. We hadden eigenlijk géén echt plan. Een terugkerend thema dat blijkbaar bij deze periode hoort. We wilden in ieder geval gaan wandelen in het Perlenbachtal, net over de grens in de Eifel. Daar trokken we enkele jaren geleden in de regen één versleten Blauwe vuurvlinder (Lycaena helle) uit het Dotterbloem-hooiland en we wilden kijken of we die soort beter zouden kunnen zien.
Het weer was in ieder geval veel beter dan destijds en we zaten zo rond Hemelvaart veel beter in de vliegtijd van de soort. Op de plek van enkele jaren geleden vonden we nu ook de eerste exemplaren van Blauwe vuurvlinder, Ringoogparelmoervlinder (Boloria eunomia) en Aardbeivlinder (Pyrgus malvae). We waren lekker vroeg, dus ze lieten zich prima fotograferen! Omdat de kleine man op vakantie was, was hier voor het eerst in lange tijd ook tijd voor.
We hadden het voornemen om een wandeling van tegen de 20 kilometer te maken door de verschillende beekdalen rond de Perlenbach. Er vloog nog niet zoveel, maar overal waar we keken struikelden we over Blauwe vuurvlinder en Ringoogparelmoervlinder. Zowel in Duitsland als in aangrenzend België, blunderden tegen de beestjes aan en overal lieten ze zich prima fotograferen.
Een dag later, in de Hoge Venen, vonden we ze ook, al moesten we wel wat werken voor Blauwe vuurvlinder. Uiteindelijk kwam er een op mijn ongetwijfeld met zweet doordrenkte tas zitten om zouten op te nemen. Het is geen top compositie, maar fantastisch te bekijken zijn ze dan natuurlijk wel.
Tijdens de wandeling door het veen trok een exclosure mijn aandacht. 'Als je er niet in mag, zal het wel de moeite waard zijn'. Ook deze keer bleek het adagium waarheid. Een klein olifantenpaadje langs het hek bracht ons bij enkele fraai bloeiende Veenorchissen (Dactylorhiza sphagnicola). Ook dat was alweer jaren geleden, hoewel ze vlak bij mijn ouders één van twee Nederlandse populaties hebben.
De lange weekenden na Hemelvaart waren we vooral met z'n drieën onderweg. Veel verandering. De kleine man vindt dat hij prima zonder middagslaapje kan. De praktijk is weerbarstiger, maar we komen er wel. En pappa en mamma vinden dat de kleine man overdag nu echt wel zonder luiers kan. Dat gaat verbazingwekkend goed. Toch was het af en toe héél hard nodig om naar buiten te gaan, vooral 's middags als het gevecht tegen de middagslaap op z'n hevigst gevoerd moet worden.
Zo eindigden we een wat latere namiddag in de Alblasserwaard. Er huisden daar enkele jaren achterelkaar Witvleugelsterns (Chlidonias leucopterus) en daar hoopte ik wat leven uit te halen. De Witvleugelsterns kon ik niet vinden. Wel Zwarte sterns (Chlidonias niger). Ook prima, al zijn het niet de mooiste moerassterns. Dat zijn voor mij Witvleugelsterns.
Maar omdat de mooiere graslanden vanaf de parkeerplaats bezien achterin het gebied liggen én omdat we daar eerder ook Witvleugelstern zagen besloten we nog even door te lopen. In de bocht (het is er echt maar één) stonden twee mensen aandachtig te turen. Ik vermoedde de Witvleugelsterns. Die zag ik niet. Wel hoorde ik Woudaap (Botaurus minutus). Dacht ik. Ik ben daar altijd wat voorzichtig mee. Het zijn geen algemene soorten en zo vaak heb ik ze nog niet gehoord. Dus ik hield mijn mond. De man die naast mij stond zei: 'Hoor jij wat ik hoor?' Moeilijke vraag. Ik koos ervoor om te zeggen: 'Woudaap?' 'Inderdaad, de eerste hier sinds de jaren tachtig!'. Ik had nog moeten vragen naar de Witvleugelsterns, maar dat durfde ik niet.
Blijkbaar heb ik met de jaren toch wel iets geleerd! De goede man had de soort daar ontdekt en kwam nu voor betere foto's. Dat wilde nog niet lukken. Maar hoe gaaf om tegen Woudaap aan te blunderen. Nota bene eentje die ik zelf herkende en dus - met enige flexibiliteit - ook zelf 'vond'.
Iets vergelijkbaars gebeurde een week later in de Kwade Hoek. Een weekend met tropische temperaturen, dus in de ochtend de vlucht naar het strand met de kleine man. En dan niet zo'n strand waar we de auto magnetisch moeten maken om die aan een lantaarnpaal te hangen, om met Youp van 't Hek te spreken. Nee, strand waar bijna niemand wil zijn omdat je ver moet lopen en in velden of wegen geen horeca of ander vertier te bekennen is. Kwade Hoek dus.
Ongeveer halverwege de wandeling hoorde ik iets dat 'Graszanger' (Cisticola juncidis) in mij deed roepen. Ik riep het ook. Maar ook Graszanger hoor ik niet heel vaak en bovendien zat de vogel iets verder weg. Al wat ik kon vinden voordat het geduld van de kleine man op was, was het gebruikelijke te verwachten spul. We liepen door, terwijl een Zomertortel (Streptopelia turtur) ons voorbij vloog, in een dode vlier ging zitten zingen en zich prachtig liet zien.
Na een paar uur liepen we weer terug. Weer een rustig tempo - de kleine man liep zelf - en op dezelfde plek zei mijn hoofd wéér: 'Graszanger'. Houd ik mezelf nu voor de gek? Ik had mijn spullen thuis laten liggen, maar op aandringen van het thuisfront tóch maar een opname gemaakt met de telefoon. Wat mij betrof tegen beter weten in.
Bij thuiskomst bleek er toch iets op de opname te staan. En dat iets klonk toch wel erg als Graszanger. Ook als ik referentiegeluiden beluisterde en ook toen ik de Merlin-app mijn opname liet analyseren. Het sonogram klopte ook nog eens. Dus tóch Graszanger. Ergens was het goede laatje open gegaan en ik had mijn eigen Graszanger ontdekt. Twee zelf ontdekte relatief schaarse soorten in twee weken tijd tijdens gezinsactiviteiten. Toeval, al zal het dat altijd zijn. Hoopvol, ook.
Witvleugelstern (Chlidonias leucopterus), juni 2021
Maak jouw eigen website met JouwWeb