Het voorjaar dat er nog geen zin in heeft
Waar de voorjaarsflora in 2021 enthousiast begon, laat het voorjaar eigenlijk nog steeds op zich wachten. Dat is geen klagen. Ik ben groot fan van het Scandinavisch adagium "Slecht weer bestaat niet, slechte kleding wel". En in dat laatste geval is het je eigen schuld. Natuurlijk is het aangenamer op een trektelpost bij een lekker voorjaarszonnetje, heeft het weinig zin om bij 10 graden en regen te zoeken naar vlinders of libellen en is vogels kijken in de mist of bij harde wind een uitdaging. Maar een fijne dag maak je altijd zelf. Zo maakt mist de wereld zachter, stiller en mooier. Net als sneeuw. Zorgt regen voor verzadigde kleuren en typische geuren.
Daarbij heeft een koud voorjaar ook voordelen. Planten bloeien lang en de soorten volgen elkaar in rustig tempo op, om maar eens wat te noemen. Er zijn ook nadelen. Eigenlijk maar een: het vraagt geduld. Zéker voor de soortgroepen waar ik naast vogels ook veel hobby aan heb: dagvlinders, planten en libellen. Daar bepaalt temperatuur toch heel erg hoeveel haast je kunt hebben of moet maken.
Neem orchideeën. Waar we doorgaans in de tweede week van mei echt niet meer om Purperorchis (Orchis purpurea) en Soldaatje (Orchis militaris) heen kunnen en zelfs Vliegenrochis (Ophrys insectifera) tot de serieuze mogelijkheden behoort; dit jaar geen spoor van dat alles. Sterker, we vinden Mannetjesorchis (Orchis mascula) zo ongeveer de vroegst bloeiende inheemse orchidee. Ook dát is zeker geen klagen!
Mannetjesorchis (Orchis mascula)
Het koude voorjaar maakt ook dat libellen zich wat trager ontwikkelen. Het maakt mij ook te ongeduldig. Ik bén te ongeduldig. Vorig jaar besloot ik eind mei om ook een gestructureerde libellenlijst voor Nederland bij te houden. Een wedstrijd met mezelf, zo u wilt. Door mijn late start en in enkele gevallen de behoorlijke inspanning die nodig is om vliegplekken te achterhalen schoten eind 2020 nog zes soorten over om in Nederland te zien. Nu, mei 2021, vliegen de soorten die ik toen door de late start miste nog niet! Het kan verkeren. In mijn ongeduld ben ik er wel al een paar avonden met goed weer op uit getrokken en "blunderde" al doende tegen zo ongeveer de eerste Speer- (Coenagrion hastulatum) en Maanwaterjuffer (C. lunulatum) aan. Beide net uitgeslopen en nog niet uitgekleurd.
Heel even dacht ik ook Noordse witsnuitlibel (Leucorrhinia rubicunda) bij te kunnen schrijven. In het veld had ik sterk de indruk dat de gele vlekken op S2 verbonden waren. Dat bleek thuis niet het geval en dus ging het om Venwitsnuitlibel (L. dubia). De zuster- en nummer één "verwar"soort! Veel zeldzamer op de betreffende plek en dus zeker niet minder leuk.
Veel van mijn ervaring met libellen heb ik opgedaan in Finland. Daar komen bijna alle hier (extreem) zeldzame soorten relatief algemeen voor. Dat helpt! Speerwaterjuffer, bijvoorbeeld, maar ook Donkere waterjuffer (Coenagrion armatum), die ik ook in 2021 niet op de lijst krijg. In Nederland vraagt dat om een excursie, dan wel werknemerschap bij een terreinbeherende organisatie dan wel kano-vaardigheden. Aan die laatste twee ontbreekt het mij volledig, de excursie ging vanwege COVID ook dit jaar niet door.
Venwitsnuitlibel (Leucorrhinia dubia)
Ook met de vogels gaat het rustig aan. Na de fantastische twitch -met Jan en Arno- op de Dag van de Arbeid, bleef het rustig en kon ik zelf ook weinig ontdekken. Wel werden in zowel Zeeland als Limburg "Bergfluiters" ontdekt, die al snel zowel op kleed als op geluid een hybride met Fluiter (Phylloscopus sibilatrix) bleken. Omdat ik Bergfluiter (Phylloscopus bonelli) maar één keer eerder zag en hoorde en wel op Cyprus, probeer ik zo'n twitch goed voor te bereiden (harde kleedkenmerken, geluid) waardoor ik zelf ook die conclusie moest trekken. Ik bleef thuis. Mark trots! Maar goed, als twee hybriden ons land aandoen, is de kans niet héél klein dat ook een zuiver exemplaar is meegekomen, leek mij. Let wel: de half vol benadering is bij mij eerder uitzondering dan regel! Ik weet ook niet wat mij bezielde, al leek de statistiek overtuigend.
En inderdaad, 15 mei kwam het bericht dat op de Veluwe een zuivere Bergfluiter aanwezig bleek. Alle reden om zo snel mogelijk -de zestiende- die kant op te gaan.
Tegelijkertijd vond ik een week geleden min of meer toevallig de plek van een mogelijk territoriale Draaihals (Jynx torquilla). Ja ja, ik struin wat af op internet... . En als je gevoel voor afstand net zo verstoord is als dat van mij, was het prima te combineren. Zo gezegd, zo gedaan.
De Bergfluiter bleek een kwestie van aanschuiven. De vogel riep vrijwel continu en bewoog veel. Hoewel het niet noemenswaardig druk was ter plaatse, was ik al gauw weer onderweg. Anderen verdienen ook voldoende ruimte, ik had een opname en praten met vreemden, daar wordt nog aan gewerkt. Op naar de Draaihals!
Draaihals is een zeldzame broedvogel, maar op trek relatief algemeen. Toen ik het geluid nog niet kende, heb ik mij terwijl ik voor mijn huis in Finland buiten in de voorjaarszon zat te werken een uur lang afgevraagd wat Heikki in godsnaam met de motor van zijn boot aan het doen was. Waarom startte dat ding niet? Maar vooral: waarom elke dertig seconden blijven proberen? Toen ik mij realiseerde dat ik een Draaihals als tuinsoort had, ben ik het geluid via die associatie nooit meer vergeten. Dat kwam nu van pas, want Draaihalzen zijn klein, onopvallend en prima gecamoufleerd (maar fantastisch mooi).
Draaihals (Jynx torquilla); digiscope
Net als bij de Dwerguil (Glaucidium passerinum) viel mij ook nu op hóeveel mensen van zo'n verborgen waarneming af weten (hoe ze het doen? Ik ben er te dom voor, al zal het goeddeels aan "praten met vreemden" liggen). Liefst acht fotografen ter plaatste. Helaas ook fotografen die Grote bonte specht (Dendrocopos major) niet op naam konden brengen maar wel Draaihals wilden fotograferen. Erger: ze waren blij met de aanwezigheid van een "echte vogelspotter"... . Ik spot geen vogels, maar ik liet het gaan. Wel zo gezellig. Want gezellig gekeuveld werd er volop.
Na enkele omtrekkende bewegingen en af en toe wat geroep, plofte de Draaihals op zo'n 50 meter recht voor mij neer en wel helemaal vrij op een afgebroken tak. Gek genoeg was de reactie van de fotografen om direct te gaan rennen -letterlijk- naar een plek die dichterbij zou zijn. Waar ze eindigden leek mij eerder verder weg en met tegenlicht, maar ik ben geen fotograaf. In zo'n geval zijn een telescoop en een telefoon goud waard. Geen telelens kan er tegenop! Vijftig keer vergroting plus de vergroting van je telefoon. Alsof je ernaast staat. En de vogel heeft er zéker geen last van. Heerlijk. Toegegeven: National Geographic ga ik er niet mee halen, al twijfel ik of de aanwezige fotografen beter hebben gedaan. En natuurlijk probeer ik met mijn 400 millimeter lens óók heus wel foto's te maken (graag zelf, nádat ik de vogel echt gezien heb, niet slechts gespot). Allemaal mislukt! Afstand te groot, uiteraard.
Gelukkig vooreerst vogelaar, want om eerlijk te zijn heb ik nog nooit zo van een Draaihals kunnen genieten. Een heerlijke afsluiter van een erg natte dag.
Draaihals (Jynx torquilla); foto vanaf dezelfde plek en met maximale crop
Maak jouw eigen website met JouwWeb