Zwarte zeekoeten

Gepubliceerd op 29 april 2021 om 20:29

We verkeren in de gelukkig omstandigheid dat we familieconnecties met Texel hebben. We komen er vaak en mogen er ook graag komen. Het is altijd anders, zeker de accenten. En omdat buiten altijd open is, om een terreinbeherende organisatie te parafraseren, is het in Corona-tijd buiten de vakantieperiodes een ideale bestemming. Ook omdat het nauwelijks planning vraagt: de boot gaat ieder (half)uur, niet te duur, auto makkelijk mee... .

Texel staat ook bekend als vogeleiland, al is het qua planten en vlinders zeker geen armoede. Het is er ook prima vogels kijken, al hebben Vlieland en Terschelling meer habitatvariatie op kortere afstand, wat ze in principe aantrekkelijker maakt. Vlieland en Terschelling geven mij ook veel meer een "eiland-gevoel". Zal door de serieuzere boottocht en de beperktere afmeting komen.

Zwarte zeekoeten... De link met Zwarte zeekoeten (Cepphus grylle) is de tweede kalenderjaar vogel die vermoedelijk al sinds het einde van zijn eerste kalenderjaar bijzonder trouw in de haven van Oudeschild -Texel- verblijft. Inderdaad, zo makkelijk is het echt. Uitgedrukt in kalenderjaren. In de correcte rui-terminologie zou het gaan om het eerste wisselkleed (tweede kalenderjaar; tweede zomer), dat volgt op de formatieve rui naar het eerste basiskleed (voorafgaand aan of in de eerste winter; eerste kalenderjaar)  waarmee de juveniele veren (eerste zomer; eerste kalenderjaar) deels worden vervangen. Bijna alle soorten hebben een formatieve rui. In zekere zin zijn de eerste veren die jonge vogels krijgen ter vervanging van het kuikendons van inferieure kwaliteit, te slecht om de winter mee door te komen. Erop gesmeten, als het ware, want veren kosten veel energie om te maken en het moet snel kunnen vliegen.

Na het eerste wisselkleed volgen voor de Zwarte zeekoet dan nog de definitieve basisrui (tweede winter; tweede en derde kalenderjaar) en de definitieve wisselrui (derde zomer; derde kalenderjaar), als de vogel adult heet te zijn (eg. Asbirk 1980). Als je hierboven de weg kwijt raakte was dat zo bedoeld. Hoe in gewikkeld kun je iets maken.

 

Zwarte zeekoet (Cepphus grylle). Adult zomerkleed (Definitief wisselkleed). Brouwersdam 06 februari 2021.

Ook wat betreft Zwarte zeekoeten is het een bijzonder jaar: nog nooit zag ik ze in één winter in volledig zomerkleed en eerste wisselkleed. Meest zie ik ze in adult winterkleed (basiskleed).

Bijzonder aan de Zwarte zeekoet is dat het de enige alk-achtige is die een heel duidelijk zomer- en winterkleed heeft. In zomerkleed zag ik ze in Noorwegen en op IJsland en nu dus februari 2021 voor het eerst in Nederland aan de Brouwersdam. Volgens onder meer Asbirk (1980) is die vroege rui naar zomerkleed overigens niet ongewoon.

De Brouwersdam is überhaupt dé plek voor Zwarte zeekoet in Nederland, al zijn ze daar nooit zo plaatstrouw als dit jaar in Oudeschild. Vaak gaat het daar om vogels in winterkleed. Zo zag ik daar in 2011 mijn eerste voor Nederland (eerste kalenderjaar) en in 2015 een adult in winterkleed. Ook in februari, overigens. Kan verkeren.

 

Zwarte zeekoet (Cepphus grylle). Adult winterkleed (Definitief basiskleed). Brouwersdam 08 februari 2015.

De vogel van Oudeschild én onze regelmatige afspraken op Texel dit voorjaar maken dat de ontwikkeling van het kleed van de vogel ook te volgen is, zij het niet dagelijks.

Opvallend was hoeveel zwarter de vogel was geworden tussen 09 en 24 april. De rui duurt enkele weken; zoveel verschil had ik nog niet verwacht. En als ik de vrijheid neem om een vogel te personifiëren leek het beide bezoeken ook wel alsof de vogel jeuk had. Heel regelmatig werd het verenkleed onder uitbundig wapperen met de vleugels losgeschud, geordend. Aan de Brouwersdam zag ik dat nooit met dezelfde hoge frequentie, ook niet wanneer ik lang(er) naar de vogels keek.

Dat de vogel van Oudeschild in een haven zit, kan niet de oorzaak zijn. Aan de Brouwersdam laten ze zich ook meest in en rond de haven zien. Dat zegt meer over ons waarnemend vermogen en onze plaatstrouw dan over de vogels ben ik bang. Ik herinner mij nog steeds de illustratieve discussie over het vaker waarnemen van beren op kapvlaktes en hun daaruit af te leiden habitatvoorkeur tijdens een van de vakken statistiek en onderzoeksopzet. Alk-achtigen en havens zijn wat mij betreft van vergelijkbare orde.

 

Zwarte zeekoet (Cepphus grylle). Tweede kalenderjaar, eerste wisselkleed. Oudeschild 09 april 2021.

Zwarte zeekoet (Cepphus grylle). Tweede kalenderjaar, eerste wisselkleed. Oudeschild 24 april 2021.

Zwarte zeekoet (Cepphus grylle). Tweede kalenderjaar, eerste wisselkleed. Oudeschild 24 april 2021.

De vogel van Oudeschild laat ook duidelijk zien dat niet alle veren worden vervangen tijdens de rui naar het eerste wisselkleed. De vleugelveren zijn oud, versleten. Allereerst verraad de bruine kleur van de vleugelveren, die contrasteren met de nieuwe zwarte lichaamsveren de juveniele oorsprong van die veren. Een deel van de binnenvlag van de buitenste handpen rechts is bijvoorbeeld ook helemaal weg. Ze gaan al sinds de vogel uit het ei kroop in 2020 mee en toch moet hij er nog tot de rui naar het definitieve basiskleed (herfst 2021) mee doen.

Voor mij was het echt leerzaam om dit kleed -dat nieuw was voor mij- en de ontwikkeling daarvan te zien en af te zetten tegen hetgeen ik eerder zag. Weer wat wijzer geworden.

Maar om héél eerlijk te zijn, is de echte reden van een bezoek aan een Zwarte zeekoet een heel andere: de fel oranje voetjes! Die geven deze vogels (en Papegaaiduikers (Fratercula arctica), uiteraard) een dermate hoog knuffelgehalte, dat ze eenvoudigweg onweerstaanbaar worden. Een glimp van de poten en de waarneming is zoveel beter... .

Referenties

Asbirk, S. 1980. Field identification, ageing, moult and subspecies of Black Guillemot. Dutch Birding, 2: 6567